Noord Nederlands Orkest

Lees hier de programmatoelichting voor het concert van het Noord Nederlands Orkest op zondag 21 april.


Uitvoerenden
Noord Nederlands Orkest
Hartmut Haenchen dirigent
Peter Rösel piano

Programma

Wolfgang Amadeus Mozart 1756-1791
Pianoconcert nr. 27 (1791)
Allegro
Larghetto
Allegro

Pauze

Franz Schubert 1797-1828
Symfonie nr. 9 ‘De grote’ (1825-28)
Andante – allegro ma non troppo
Andante con moto
Scherzo: allegro vivace
Allegro vivace


Met het Pianoconcert nr. 27 schreef Mozart zijn laatste pianoconcert, met de Symfonie nr. 9 componeerde Schubert zijn laatste symfonie. Is er van afscheid sprake? Of bevatten de stukken juist iets nieuws? Schubert in ieder geval lijkt eindelijk een werk te schrijven dat aan zijn hoge normen voldoet – een symfonie à la zijn afgod Beethoven.

Mozart
Mozart componeerde geen seizoenen; hij was Antonio Vivaldi niet. En een romantisch componist, die zich laaft aan de natuur, evenmin. En toch. Luister je goed, dan heeft zijn Pianoconcert nr. 27 in Bes, het laatste dat hij schreef, iets herfstachtigs. Meestal is Mozart lente en zomer: zinnelijk, vrolijk, vitaal, levenslustig. Nu niet. Nu niet meer – hij verkeert, in 1791, op het eind van zijn leven, al weet hij dat natuurlijk nog niet. Op moment van componeren is hij ook beland in de nadagen van zijn carrière, lijkt het: afgezien van dit pianoconcert ontstaan er geen grote werken maar allerlei Duitse dansjes, menuetjes, contradansjes en stukken voor mechanisch orgel, puur commercieel, om geld in het beangstigend lege laatje te krijgen.

Oktobermuziek, dit pianoconcert. De laatste, de rijpste vruchten, vallen af. Veel resignatie. Wijsheid. Berusting. Muziek die een stap terug doet. Niet de lustige erotomaan Papageno maar de ingewijde priester Sarastro (Mozarts creatieve krachten zouden aan het eind van zijn laatste jaar herleven met Die Zauberflöte). Er is ook wat wrangs aan dit concert. Zeker zo hevig als die in de finale van zijn Symfonie nr. 40 in g, is de doorwerking van het eerste deel. Ongebruikelijke pizzicati in de reprise. Kort voor het slot van het Larghetto is er een haast zieke dubbeling van de pianomelodie in de fluit. Men zegt dat Mozart met dit werk nieuwe wegen insloeg – wegen die hij vervolgens nooit meer zou kunnen bewandelen. Onmiddellijk na dit concert schreef Mozart het lied Sehnsucht nach dem Frühling, dat hetzelfde thema heeft als het hoofdthema van de finale van het pianoconcert. Verlangen naar… maar het blijft uit.

Meestal is Mozart lente en zomer: zinnelijk, vrolijk, vitaal en levenslustig. Nu niet.

Mozart voltooide zijn Pianoconcert nr. 27 op 5 januari 1791. De première was twee maanden later, op 4 maart in de grote zaal van de herberg van Ignaz Jahn in Wenen. Die lag aan de… Himmelpfortgasse. Gezien dat we Mozarts laatste jaar schrijven en zijn laatste pianoconcert, is dat bijna luguber.

Schubert
Er was eens een componist die een prachtig compliment kreeg maar daar niet blij mee was. Hij heette Brahms en hij had juist na veel zwoegen zijn Eerste symfonie aan de openbaarheid prijsgegeven. Prompt zei een belangrijk iemand: ‘Uw Eerste, dat is de Tiende van Beethoven.’ Brahms boos; hoeveel bewondering en ontzag hij ook voor Beethoven had, dit was zijn symfonie. Heb ik gemaakt. – We kunnen Brahms misschien van zijn complex verlossen. We geven de trofee ‘Tiende van Beethoven’ aan Franz Schubert. Die was er zeer waarschijnlijk gelukkiger mee geweest. Beethoven was voor Brahms een voorbeeld, voor Schubert was hij een afgod. Eindeloos trachtte hij zijn idool te imiteren, in vorm, soms ook wat betreft inhoud. En hij slaagde daar maar niet in… Wilde hij zó graag eens een echte pianosonate schrijven (echt=Beethoven), lukte dat niet omdat hij zich zo zat uit te sloven om z’n eigen prachtig uitgesponnen melodieën op z’n Beethovens uit te werken. Het resultaat: nogal ‘s te lang en te veel. Schubert werd maar geen Beethoven. Dit tot zijn frustratie maar tot ons plezier, want Schubert is Schubert en alleen als zodanig diens evenknie.

Maar laten we Schubert nou eens op zijn manier gelukkig maken. Laten we voor de grap zijn Negende symfonie eens de Tiende van Beethoven noemen. Schubert componeerde het stuk in 1825/28, kort na Beethovens Negende, dus chronologisch gezien kan het ook nog. Hij schreef met zijn Negende symfonie hoe dan ook één van zijn meest Beethoviaanse werken. Zoals zijn afgod, formuleert hij één kernidee dat het hele stuk in z’n greep houdt: het grootse hoornmotief van de inleiding komt steeds terug en verleent een enorme eenheid (te vergelijken met het fameuze ‘tatatatá’ van Beethovens Vijfde symfonie). In het eerste deel nu eens groots uitgekreten door de trombones, dan weer koraalachtig opeengestapeld in de coda. Als contrabas-stappen in het Andante. Als triomfantelijk slot van de finale. Etc.

Weinig melodie, veel motief en dat dan grandioos uitwerken: dit is Beethoven bij uitstek!

Dan: de vreemde, uitgeklede soberheid van het Andante volgt met z’n ‘minimalisme’ het idee achter het beroemde Allegretto uit Beethovens Zevende symfonie (het trio daarvan kun je zó in Schubert ‘hangen’). Maar het opvallendst is dat Schubert, doorgaans toch een melodische hoorn des overvloeds, in deze symfonie zo opvallend weinig melodie schrijft; een verhaal wil dat tijdens een van de eerste repetities een orkestmusicus zich aan het eind van het eerste deel naar zijn buurman omdraaide met de vraag of hij soms al ergens een melodie had kunnen ontdekken. Schubert werkt vooral met motieven. Weinig melodie, veel motief en dat dan grandioos uitwerken: dit is Beethoven bij uitstek!

Niet zo erg Beethoven, wiens symfonieën van meet af aan populair waren, is dat Schubert met deze symfonie geen succes had. Hij heeft hem zelfs nooit gehoord. Hij stuurde de partituur naar de Weense Gesellschaft der Musikfreunde maar die roken er even aan en voerden hem onmiddellijk weer af: te lang, te moeilijk. Het werk ging de kast in. Om er pas tien jaar na Schuberts dood door Robert Schumann weer uitgehaald te worden. In 1838 ontdekte deze ‘m tussen de manuscripten van stapels andere Schubertcomposities op de zolder van Schuberts broer Ferdinand in Wenen. Schumann was onmiddellijk gegrepen en stuurde de symfonie naar zijn vriend Mendelssohn, dirigent van het Gewandhausorchester in Leipzig. En: ‘O Clara, ik ben vandaag in het Paradijs geweest!’ aldus Schumann een paar maanden later per brief aan zijn verloofde Clara Wieck. ‘Ze speelden tijdens de repetitie een symfonie van Franz Schubert. Ik wou dat je er bij was geweest want ik kan het je niet beschrijven. De instrumenten zingen allemaal als intelligente menselijke stemmen en de instrumentatie is Beethoven waardig. En dan de lengte, die hemelse lengte! Het is een dikke roman in vier delen, langer dan [Beethovens] Koorsymfonie. Ik was volkomen gelukkig en had geen enkele wens meer, behalve dan dat jij mijn vrouw was en dat ik zelf zulke symfonieën kon schrijven…’. In Leipzig vond op 21 maart 1839 de première plaats. ‘De symfonie had een uitwerking op ons zoals na die van Beethoven er niet één meer,’ bemerkte Schumann. Best veelzeggend.

Stephen Westra

Over de musici

HARTMUT HAENCHEN

Hartmut Haenchen werd in 1943 in Dresden geboren en groeide op in de naoorlogse Duitse Democratische Republiek. Ondanks de strenge beperkingen van het voormalige Oost-Duitse regime kreeg Haenchen speciale toestemming om met de beste westerse ensembles te werken, waaronder de Berliner Philharmoniker en het Concertgebouworkest. In 1986 verhuisde hij naar Nederland en werd hij benoemd tot chef-dirigent van het Nederlands Philharmonisch Orkest en tot muziekdirecteur van De Nationale Opera. Hij is vooral bekend en gerespecteerd om zijn voordrachten van werken van Richard Strauss, Wagner en Mahler.

PETER RÖSEL

Peter Rösel is een gerenommeerde concertpianist die net als Haenchen in Dresden is geboren. Rösel heeft een lange carrière in de muziekwereld met wereldwijde optredens. Zo heeft hij een bekende naam bij internationale festivals in bijvoorbeeld Salzburg, Hollywood, Hong Kong en London. Rösel staat bekend om zijn prachtige opnames van Debussy’s pianowerken en Beethovens pianosonaten. Daarnaast heeft hij als solist samengewerkt met grote orkesten, zoals het Nederlands Philharmonisch Orkest, London Philharmonic Orchestra en het Nieuw Japans Philharmonisch Orkest.

NOORD NEDERLANDS ORKEST

Het Noord Nederlands Orkest (NNO) ontstond in 1989 en brengt vandaag de dag symfonische werken in de drie Noordelijke provincies, met ruim 120 concerten per seizoen: in concertzalen, in de openlucht, tijdens festivals en voor scholen. Het NNO is een veelzijdig orkest met een brede programmering die reikt van onversneden klassiek tot crossovers met popmuziek of filmmuziek. Het orkest besteedt ook aandacht aan prominente hedendaagse componisten in samenwerkingen met Terry Riley, Arvo Pärt, Philip Glass en Laurie Anderson.


Duurzaamheid

De missie van TivoliVredenburg luidt: een leven lang muziek voor iedereen. Daarin zit duurzaamheid verankerd: we maken ons hard voor een toekomstbestendige, en dus duurzame bedrijfsvoering. Door de programmatoelichtingen digitaal te maken help je ons mee om bij te dragen aan een groenere planeet. Bekijk hier wat we nog meer doen op het gebied van duurzaamheid.

CONCERTTIPS