Herbie Hancock is één van de meest gesamplede artiesten binnen de hiphop. Zijn in 1969 uitgebrachte plaat Jessica zorgde in 1994 voor de grootste hit van Mobb Deep. N.W.A, Tupac, Pete Rock, Eric B. & Rakim en KRS-One, niemand kon van Hancock afblijven. Zijn muziek was als versgebakken appeltaart.
Af en toe bezoek ik een platenzaak hier in de stad. Een zaak waarvan ik weet dat er veel hiphopproducers komen. En dan kijk ik naar hoe ze met hun vlugge vingers door de platenbakken gaan. Maar hoe snel ze ook gaan, ze stoppen altijd even bij een album van Hancock. Puur uit respect. Herbie Hancock en Hip Hop. Ze hebben niet voor niets dezelfde initialen.
De laatste keer dat ik iets van Herbie Hancock hoorde, was gisteren. Ik zat op de fiets. De zon hing boven de stad te glimmen als de tenorsaxofoon van Stan Getz. Ik luisterde naar Get dis money van Slum Village. Een nummer wat nooit had bestaan zonder Come running to me van Hancock.
Als ik aan jazz denk, denk ik aan hiphop en als ik aan hiphop denk, denk ik aan jazz. Hiphop is een jongeman in de trein die opstaat voor een oude man met een instrumentkoffer. De oude man is moe, maar dankbaar en klapt zijn koffer open. Hij begint op zijn synthesizer te spelen en speelt zo goed dat de trein stopt. Nootrem. De machinist moet zien waar deze klanken vandaan komen. De jongeman pakt een notitieboekje uit zijn rugtas en begint te schrijven.
‘Deze man speelt een nummer van Hancock. Kijk hoe hij al deze woorden uit mijn pen lokt. Zonder jazz stort alles in, tentstok. Ja, man, lange leve Hancock.’