Hoe omroepensembles vaste voet aan de grond kregen in Utrecht (2018)

TivoliVredenburg bestaat in 2019 vijf jaar en de Grote Zaal zelfs veertig jaar. In een vijfdelige serie spreken we de grondleggers en betrokkenen die TivoliVredenburg hebben gemaakt tot wat het vandaag is. In dit eerste deel staan de beginjaren van Vredenburg centraal, en het succes dat daaruit voortvloeide. Jeroen Wielaert (Radio 1) gaat in gesprek met oud-Vredenburgers Peter Smids, Anneke van Dijk en Mathieu Heinrichs.

Peter Smids, de eerste directeur van Muziekcentrum Vredenburg, kwam in 1976 voor het eerst in Utrecht en trof daar naar eigen zeggen ‘een duffe stad’ aan. ‘’Ik werkte bij De Oosterpoort in Groningen en men zei tegen me: ‘waarom pak je die baan in die vervelende stad? Wat moet je daar? Dat wordt helemaal niks.’ Ik kan me ook herinneren dat hier ergens op een stadsmuur het zinnetje houd Utrecht duf! stond geschilderd.’’ Smids werd drie jaar voor de opening van het gebouw aangenomen. ‘’Het was mijn opdracht om van Hertzbergers project iets moois te maken. Ik hield me bezig met de bouw, begrotingen en er moest natuurlijk personeel worden aangenomen.’’

In Groningen had Smids al samengewerkt met Anneke van Dijk. Een vrouw met ervaring bij de afdeling Culturele Zaken en toentertijd werkzaam bij cultuurcentrum De Oosterpoort. Ook zij daalde af uit het Noorden en werd directiesecretaresse onder Smids. ‘’Het was geen uitgemaakte zaak dat ik het zou worden. Uiteindelijk was ik de meest geschikte kandidaat omdat de podiumkunst een hele specifieke tak van sport is. Ik ben echt een bouwer, precies wat er nodig was. Dat was iets dat Peter waarschijnlijk al lang had gezien.’’ Van Dijk groeide uiteindelijk uit tot programmeur en stond aan de wieg van de jaarlijks terugkerende Nacht van de Poëzie.

Dat je ‘Vredenburg’ ook heel goed met een zachte ‘g’ kan uitspreken, bewees Mathieu Heinrichs. De geboren Limburger en latere directeur was er eveneens vanaf het begin bij. ‘’Ik studeerde destijds in Amsterdam en in het voorjaar kluste ik bij voor het Holland Festival. Toen kwam ik een keer Frans de Ruiter tegen, de Utrechtse kunstpaus. Hij vertelde me dat er een muziekgebouw werd geopend in Utrecht. Ik was net vader geworden en zocht een vaste baan.’’ En zo geschiedde. ‘’Ik kan niet zeggen dat ik kwam om te pionieren, maar uiteindelijk bleek dat dat de enige manier was om iets op te bouwen.’’

Fundament gelegd
‘’Een echte stevige concertorganisatie bestond nog niet in Utrecht’’, zegt Peter Smids. We vonden van begin af aan dat Vredenburg er voor iedereen moest zijn. Vandaar dat we popmuziek altijd als een belangrijke factor hebben beschouwd. We deden per seizoen zo’n dertig grote popconcerten.’’

Het was een behoorlijke vernieuwingsslag toen Vredenburg daar eindelijk kwam. Volgens Smids was de Utrechter daar wel aan toe. ‘’Ik denk dat het goed is geweest dat het allemaal niet-Utrechters waren die op die klus werden gezet. Wij waren ons niet bewust van allerlei valkuilen, beklemmingen en politieke kwesties. Grofweg gezegd konden we als een olifant door de porseleinkast denderen.’’ De samenwerking tussen de drie verliep vrij harmonisch. ‘’We waren allemaal rond de dertig dus aan energie en ambitie geen gebrek’’, zegt Heinrichs. ‘’De beuk moest er permanent in, zo dachten we er achter de schermen over. Er moet zich voortdurend iets afspelen in het gebouw.’’

In het begin verliep niet alles even soepel. ‘’De eerste paar seizoenen zijn minder glorieus verlopen dan we hadden ingeschat. Om dat tot een succes te maken, hebben we behoorlijk hard moeten knokken’’, zegt Smids.

Polygoonjournaal in 1979: Utrecht heeft een nieuw Muziekcentrum (bron: VPRO)

 

‘Het interessantste muziekpodium van Nederland’
Een belangrijk moment kwam toen het Utrechts Symfonie Orkest (USO) in 1985 opging in het Nederlands Philharmonisch Orkest. Dat opende de deuren voor andere Nederlandse en buitenlandse orkesten. Wat dat betreft was het USO een soort hinderpaal. ‘’Dat is niet aardig om te zeggen, maar zo was het wel’’, zegt Heinrichs. ‘’De laatste jaren van dat orkest stond er een dirigent die er vriendelijke gezegd niet zoveel van bakte. Toen het gedaan was met het USO, kregen de Randstad- en Concertgebouworkesten de opdracht van de minister om ook Vredenburg te bespelen. Dat was niet alleen een cultuuromslag maar ook een enorme kwaliteitsomslag. Gevreesd werd dat het publiek niet meer zou komen, maar er kwam juist nieuw publiek uit het hele land.’’

Heinrichs kan zich herinneren dat er een artikel van Trouw verscheen waarin stond dat Vredenburg zich had ontwikkeld tot het interessantste muziekpodium van Nederland. ‘’Dat lazen wij natuurlijk graag’, zegt hij. ‘’de komst van die nieuwe orkesten had als een katalysator gewerkt. We kwamen vaker in de media en dat had ook effect op de andere genres. We waren natuurlijk al begonnen met de ‘bluesestafette’ en de Nacht van de Poëzie, dat waren al evenementen waarvoor het publiek ons goed wist te vinden.’’

De Nacht van de Poëzie
De eerste editie van de Nacht van de Poezië in 1980 was geënt op een initiatief van onze zuiderburen, een soortgelijk evenement vol muziek en dichtkunst. De Nacht groeide in Utrecht vervolgens langzaam maar zeker uit tot een grote happening. Anneke van Dijk speelde hierbij een belangrijke rol: ‘’Peter had gehoord van een leuk evenement met muziek en poëzie in België. We zijn daar samen een keer naar toe geweest. Guido Lauwaert, de organisator aldaar, was nogal anarchistisch en vond dat iedereen maar moest betalen wat hij voor de avond over had. Bij de uitgang stond een bus waar je geld in kon werpen. Er was nauwelijks een vorm van regie, geen tijdschema, iedereen deed maar wat, met soms huilende dichters tot gevolg. We hebben Lauweart toen verzocht om De Nacht eens in Utrecht te doen en dat vond hij erg eervol. Er waren die eerste keer zo’n 1400 mensen, dus het was lang niet uitverkocht. Ik ken mensen die bij die eerste keer aanwezig waren en dat was toch wel een wilde bedoeling.’’

Van Dijk geloofde wel in een goede afloop. ‘’Als je programmamaker bent, zie je toch de potentie van zo’n groot evenement. We hebben twee jaar later de tweede editie gehouden en het is daarna niet meer gestopt, vanaf toen was er elk jaar een Nacht, met steeds meer bezoekers. We deden als jong bedrijf natuurlijk krankzinnig veel, ik had er veel affiniteit mee en om de voortgang te waarborgen, heb ik het al vrij snel naar me toegetrokken. In mijn onbevangenheid heb ik toen in Antwerpen afgesproken met twee Vlaamse dichters, waarvan ik achteraf eigenlijk pas wist hoe beroemd ze in België waren: Herman de Coninck en Eddy van Vliet. Zij hebben me een overzicht van veel Nederlandstalige Belgische dichters bezorgd. Vanaf toen was het mijn project.’’

TivoliVredenburg in aanbouw, 2012 (foto: V.M. Lansink)

 

TivoliVredenburg
Peter Smids heeft ten tijde van de nieuwbouw wel eens over de Grote Zaal gezegd: ‘dat ding kan ook wel plat’. Het ontwerp van Hertzberger is er nog, maar daar omheen is inmiddels een groot modern pand verrezen. Hoe denken de drie over het huidige TivoliVredenburg?

‘’Ik kom weer heel vaak in de Grote Zaal tegenwoordig’’, zegt Smids. ‘’Ik zit niet meer op mijn vaste directieplaatsen maar ik word overal in de zaal geparkeerd en dat vind ik eigenlijk wel leuk. Daardoor heb je iedere keer weer een ander gezichtspunt op die waanzinnig gecompliceerde maar hele mooie architectuur. Het plafond is bezienswaardig, net als de structuur van de terrassen. Een andere keer denk je: hoe heeft hij dat toch met die trappen gedaan? Na al die jaren kijk ik nog steeds mijn ogen uit.’’

Heinrichs zit er niet meer bovenop maar merkt dat de basis al vóór de nieuwbouw was gelegd. ‘’Medewerkers van het huidige bedrijf zeggen het ook: TivoliVredenburg hoefde niet vanaf nul te beginnen. De muziekcultuur in Utrecht is zeer bloeiend, inmiddels ook dankzij poppodia als Ekko en De Helling. Ik wil wel aannemen dat tegenwoordig popmuziek de meeste bezoekers trekt.’’

‘’Prachtig gebouw, aardige mensen. En voor een deel is de ziel die wij er in geïmplanteerd hebben nog wel aanwezig. Dat is heel duidelijk te zien’’, zegt Anneke van Dijk. ‘’Voor mij is het hier overigens nooit duf geweest. Leve Utrecht!’’


v.l.n.r. Jeroen Bartelse (directeur TivoliVredenburg), Peter Smids, Jeroen Wielaert, Anneke van Dijk, Mathieu Heinrichs.