Patty Griffin: ''Veel weemoed''

Nee, TakeRoot kan dit jaar helemaal niet stuk, wat er ook gebeurt. Patty Griffin is namelijk een van de hoofdacts. En ik vind Patty Griffin de spannendste zangeres van deze tijd, hoewel haar reputatie, om duistere redenen, nog altijd achterblijft bij die van Lucinda Williams en nog wel wat anderen.

Tekst door Jan Donkers (Heaven Magazine)

 

In 2008 kwam WahWah, het inmiddels helaas overleden ‘literair poptijdschrift’, met een extra dikke aflevering. Meer dan honderd schrijvers, journalisten, muzikanten en andere liefhebbers was gevraagd welk album zij zouden meenemen bij verbanning naar Rottumerplaat. The Beatles werden maar liefst elf keer uitverkoren, Frank Zappa vijf keer, Neil Young en Bruce Springsteen vier keer. Bob Dylan volgde pas daarna, met drie uitverkiezingen. Zelf koos ik na lang aarzelen Patty Griffin’s Impossible Dream uit 2005.

Dat was in 2008. Zou ik het album zeven jaar later opnieuw kiezen om mee te nemen naar dat eiland? Geen idee, ik heb in mijn leven al zo vaak een plaat uitgeroepen tot ‘de mooiste die ik ooit gehoord heb’ dat alleen al daarmee vele compilatie-cd’s te vullen zouden zijn – maar die neiging deel ik hopelijk met alle andere muziekfanaten. Maar als de Petrus van Rottumerplaat zegt: “Ho ho, je hebt al gekozen, we gaan er geen potje van maken”, dan ben ik meer dan tevreden met mijn keuze. Het gebeurt namelijk tamelijk zelden dat een album na dagen, zelfs wekenlang stuk draaien de jaren erna nog steeds draaibaar blijft.

Impossible Dream is zo’n tijdloze, voorgoed houdbare plaat, briljant van begin tot eind. Ik kocht hem in maart 2005 in Austin, draaide hem die eerste week constant in de auto, dertig of veertig keer. Daarna thuis een paar maal per week, als ik gestrest was of ontspannen, moe of euforisch, ochtendnuchter of aangeschoten. Ik draaide hem vaak om de dag te beginnen of te besluiten. De plaat biedt, al naar gelang wat je zoekt, troost en berusting, maar in dit geval veel weemoed door het overheersende thema van de vergankelijkheid.

Vervoering
Patty Griffin (51) maakt het ongelooflijke waar: ze heeft een stem die alles heeft wat Aretha Franklin van ultrazwart tot Sandy Denny van ultrablank hebben (hadden) en ook nog alles er tussenin. Ik zag haar voor het eerst in de lente van 2003. Ik schrijf expres ‘zag’ en niet ‘hoorde’. Ik maakte mijn allerlaatste muziekinterview voor de VPRO-radio, een maand later wachtte de gedwongen VUT. Het was in Texas, op het Old Settler’s Music Festival. Mijn laatste slachtoffer was Jerry Douglas, de beste instrumentalist van Amerika, een man met een klein ego die er grote moeite mee heeft dat ze hem zo ophemelen, telkens weer. Het interview was voorzien vlak na zijn optreden – ‘zero bluegrass content’, mopperden de teleurgestelde fundamentalisten na afloop – en het werd een aardig gesprek, maar ik had al een week tevoren gezien dat ik er iets heel dierbaars voor moest laten lopen. Jerry Douglas dacht er net zo over. “And all the while we are talking Patty Griffin is singing her heart out”, zei hij halverwege het interview. En inderdaad, ik heb de tape nog steeds, en je hoort wat ik toen alleen maar zag op het hoofdpodium: Patty Griffin, op de achtergrond zingt ze Mil Besos, Be Careful, Chief – geweldig allemaal, maar ik mocht niet luisteren toen het gebeurde, want ik moest werken.

Twee jaar later was ze in Amsterdam. Ik kende Impossible Dream toen al uit mijn hoofd en mijn verwachting was niet zozeer hoopvol als wel sceptisch getoonzet. “Ga jij dit maar eens live zien waar te maken, meisje”, mompelde iets in mijn achterhoofd. Dat vermoeden werd nog heviger toen ik haar een klein uur voor het optreden op het Leidseplein langs zag lopen, op weg naar Paradiso: een duivelinnetje, met een outfit waarvan vooral de gestreepte kniekousjes (yikes!) opvielen. Maar toen ze begon te zingen, een uur later, was het gedaan met de misogyne gedachten. Een onzichtbare hand duwde me vanaf de bar richting podium, waar ik van drie meter afstand het wonder met open mond aanschouwde. Kan er zo’n volume uit zo’n klein lijfje komen? Ja, dat kan – moeiteloos zelfs.

In 2009 zag en hoorde ik haar opnieuw, op de Norwegian Dawn, een cruiseschip dat ergens tussen twee Caribische eilanden voer. Welke eilanden? Geen idee, ze lijken tegenwoordig allemaal op elkaar. Haar optreden was iets minder indrukwekkend dan dat in Amsterdam, terwijl ze toch de geweldige gitarist Doug Lancio te leen had van John Hiatt.

Maar ook dit kon gebeuren: ergens tussen Tortola en Nassau stapte mijn favoriete zangvogeltje bij me in de lift. Ze had een safarihoedje over haar voorhoofd gedrukt, ze tuurde naar de grond, maar ik zou haar overal herkennen, en niet alleen door de initialen op haar gitaarkoffer. Het postuur van Édith Piaf, een motoriek die zegt ‘let maar niet op mij’.

Ze stapte in op dek zes en drukte de knop in van dek twaalf. Ik had dus zes haltes de tijd om iets tegen haar te zeggen – of juist niet. De rol van fan heeft me altijd moeilijk gelegen. Een dozijn potentiële vragen wentelde in mijn hoofd, een dozijn vragen over haar repertoire dat me zo ontroert, maar geen enkele die me niet als vervelende verstoorder van haar privacy zou identificeren. En dus bleef het bij een “looking forward to your show, tonight” bij het uitstappen. “Thank you”, zei ze met een beleefd lachje.

Verhouding 
Ze maakte nieuwe albums, bijna allemaal even goed, alhoewel Impossible Dream haar meesterwerk blijft – vind ik althans. En toen, in 2010, verontrustend nieuws: Patty Griffin was gevallen voor de charmes van Robert Plant. Kwetsbare vrouw valt voor foute man? Het nieuws werd me gebracht door mijn vriend Auke, die in korte tijd een nog grotere fan was geworden. Een wat overdreven verontruste e-mailwisseling kwam op gang. Ik was bang dat ze nu ook zijn repertoire zou gaan zingen. “Is al gebeurd Jan! Ze heeft Stairway To Heaven gezongen!” “Nou ja, als het daar bij blijft… Dolly Parton heeft daar ook iets moois van gemaakt.” Dat is waar, moest Auke erkennen. We evalueerden Plant’s samenwerking met Alison Krauss, die toch iets heel moois had opgeleverd.

We hielden het nieuws in de gaten. Ze zouden gaan trouwen. Ze zouden niet gaan trouwen. Ze traden samen op. Plant deed mee op haar volgende album, American Kid, een plaat die vooral in het teken staat van de dood van haar vader. Zijn rol bleef geruststellend dienstbaar. En toen gingen ze, al heel snel eigenlijk, weer uit elkaar. De breuk bleek definitief na een gezamenlijke trip naar Engeland. “She didn’t share my penchant for cider and the Black Country character I became after four pints”, meldde Plant met de voor hem typerende berouwvolle nederigheid. “My feelings are very much ones of sadness and regret.”

Het verdriet lijkt wederzijds als je luistert naar haar nieuwe album Servant Of Love, dat verschijnt rond de tijd dat ze in Groningen op het podium zal staan. Een verrassende plaat waarop ze met verschillende stijlen experimenteert. Die laatste episode in haar leven lijkt er in diverse toonaarden – hoe kan het anders, het persoonlijke verhaal is de essentie van haar muziek – in door te klinken, maar als altijd is het nooit te direct. One of these days I’m gonna smile again, though I might need a little help a little while, zingt ze. Help haar daarmee, op TakeRoot.

Dit artikel is afkomstig van Heaven Magazine.  Meer Heaven Magazine? Kijk dan snel op de website: www.popmagazineheaven.nl