Kerstmatinee Mahler 4 door Phion | ZO 22 DEC
Lees hier de programmatoelichting voor de Kerstmatinee Mahler 4 door Phion op zondag 22 december.
Lees hier de programmatoelichting voor de Kerstmatinee Mahler 4 door Phion op zondag 22 december.
Uitvoerenden
Phion
Alexei Ogrintchouk dirigent
Camilla Tilling sopraan
Gustav Mahler 1860-1911
Ze ontstonden kort na elkaar, deze werken van Mahler: in 1900 de Vierde symfonie, in 1901-02 de vijf Rückertlieder. De liederen tonen hem intiem en beschouwend; in de symfonie beziet hij het geluk als door kinderogen.
Mahler Rückertlieder
Zijn ‘meest intieme scheppingen’, noemde dirigent Bruno Walter Mahler’s Rückertlieder. Ze zijn, en dat speelde nog niet in Mahlers eerdere liederen, contemplatief van aard. Dieper en persoonlijker. Alle zijn ze in de ik-vorm. Opmerkelijk delicaat behandelen ze grote thema’s als liefde, twijfel, berusting en verlossing. Niet als een cyclus geschreven (er is zelfs geen vaste volgorde), worden ze meestal wel zo uitgevoerd: ze lijken verbonden door hun ‘Abgeklärtheit’, hun stemming van verlicht afstand nemen. Mahler koos deze teksten met trefzekere hand uit de tienduizenden gedichten van de hoogleraar Oosterse talen Friedrich Rückert (1788-1866). Ze vormen de afsluiting van Mahler’s liedoeuvre.
Zijn ‘meest intieme scheppingen’.
Blicke mir nicht in die Lieder is het lichtst; een zeurderig oud Duits naslagwerk vond zelfs dat het de andere liederen ‘onwaardig’ is. In deze elegante opmaat spreekt Mahler de wens uit mensen die hem bij de arbeid al te nieuwsgierig willen gadeslaan op een afstand te houden. Ook, of juist, zijn altijd kritische vrouw Alma, zelf componiste… Ich atmet’ einen linden Duft is een echt liefdeslied, subtiel wanneer het naar een efemere (liefdes)sensatie verwijst: de lichte geur van de lindetwijg (‘lind’ betekend zowel licht als lindetwijg) ruik je pas als je die met gesloten ogen inademt. Het is een soort voorstudie van het tweede deel uit het latere Lied von der Erde.
De menselijke berusting, en die van Mahler, zijn het onderwerp van de volgende twee liederen. In Um Mitternacht laat Mahler de strijkers zwijgen, voegt wel, voor het eerst in de Rückertlieder, aan het orkest zwaar koper, pauken, piano, celesta en oboe d’amore toe. Na vier troosteloos in mineur verklinkende coupletten, horen we plotseling het stralend majeur-vertrouwen van ‘Hab ich die Macht in Deine Hand gegeben: Herr über Tod und Leben’. Opmerkelijk dat zo’n omvangrijk lied uit zo’n minuscule muzikale kiem kon opbloeien: drie noten, binnen de bescheiden omvang d-es-d. In Ich bin der Welt abhanden gekommen heeft de kunstenaar zich van de wereld losgemaakt. Geen aardse verleidingen meer – hij leeft alleen, zonder banden, vergeten, in zijn eigen hemel: het ideaal van de romanticus. Dat waren geen loze kreten: ‘Dit lied ben ik zelf,’ zei Mahler.
Het innige Liebst du um Schönheit schreef Mahler op 10 augustus 1902 als geschenk voor zijn jonge vrouw Alma, met wie hij toen een half jaar getrouwd was. Pas in de vroegste, romantische fase van hun huwelijk, waren er toch al wrijvingen tussen de geliefden. Liebst du um Schönheit componeerde Mahler als bewijs dat hij toch echt veel van haar hield; en het werkte, Alma was diep geraakt door vooral de laatste zin ‘Liebe mich immer, dich lieb’ ich immer, immerdar.’ Vanwege zijn intiem karakter heeft Mahler dit lied nooit georkestreerd en in het openbaar uitgevoerd. Een knechtje van Mahler’s uitgever, Max Pullman, verzorgde later de orkestratie.
Symfonie nr 4
In de zomer van 1899 was Gustav Mahler weer eens hard op zoek naar rust. Niet zo vreemd, als dirigent van de Weense Hofopera had hij een zware baan, dus wat rust op z’n tijd: absolute noodzaak. Stel je bij Mahleriaanse ontspanning echter geen zalig nietsdoen voor. Mahler wilde rust om te… werken. Oftewel: componeren. Dat moest in de vakanties. Haast krampachtig behoedde hij daarom die paar zwaarbevochten maanden per jaar.
In 1899, toen hij met zijn Vierde symfonie aan de slag wilde, zat het helaas niet mee. Mahler was naar zijn vaste vakantieoord Altaussee in het Oostenrijkse Stiermarken gereisd,
bekend om zijn zoutkuren en landelijke gemoedelijkheid. Maar dit keer werd hij er door van alles en iedereen lastig gevallen: kurende badgasten, een tetterende blaaskapel die was ingehuurd om die badgasten te vermaken, door lieden die de beroemde dirigent herkenden en hinderlijk groetten of zelfs wilden opzoeken. Bovendien, het gehuurde huis bleek kil en vochtig. Op zoek naar een andere locatie dus. Het werk aan de Vierde liep vast. Wel vond hij spoedig een nieuwe stek. En behaaglijk kon de componist de volgende zomer neerstrijken in zijn nieuwe villa in Maiernigg in Karinthië. Een idyllisch uithoekje, op de flank van een ruige, beboste heuvel. Wat een prachtig uitzicht over de Wörtersee! Mahler heeft zijn rust. Op zijn eerste vakantiedag zien we een haast gelukkige componist zich over het hekje van zijn balkon buigen en in de diepte turend mompelen: ‘Het is te mooi; zoiets mag een mens zich eigenlijk niet veroorloven…’
Het is te mooi; zoiets mag een mens zich eigenlijk niet veroorloven…
Nu vlot het componeren ook. In de zomer van 1900 komt de hele Vierde symfonie op papier. Een van zijn meest optimistische werken. Het onderwerp is ‘het hemelse geluk door de ogen van een kind.’ Met als uitgangspunt het slotdeel, een orkestrale versie van het lied Das himmlische Leben dat al in 1892 was ontstaan en aanvankelijk het zevende deel was van de Derde symfonie ‘Was mir das Kind erzählt’. De tekst komt uit de volksliedverzameling Des Knaben Wunderhorn. Deze gedichten lagen Mahler aan het hart en verscheidene waren ook de basis van zijn eerste drie symfonieën. ‘Das himmlische Leben’ beeldt op ontroerend-naïeve wijze het hiernamaals uit: ‘Wir geniessen die himmlischen Freuden drum wir das Irdische meiden…’
De basisstemming van de Vierde symfonie is een vredig ‘ononderscheiden hemelblauw,’ zoals Mahler zelf zei. De zangstem in de finale is een reine sopraan – van alle stemsoorten staat deze het dichtst bij de kinderstem. De symfonie is geschreven in een ‘naïeve’ toonsoort, G majeur: licht, ongecompliceerd, ongedwongen van klank. Romantici kiezen er zelden voor, het is meer een toonsoort voor Haydn en Mozart. Ook in dat opzicht koos Mahler G majeur niet voor niets: de Vierde, zeker het eerste deel, verwijst naar de Weense klassieken. Toen was alles nog rein, overzichtelijk, ongecompliceerd, in positieve zin ‘kinderlijk eenvoudig’, lijkt Mahler te willen zeggen en blikt nostalgisch terug. De orkestbezetting is ook kleiner dan gewoonlijk bij Mahler; het geweld van trombones en tuba ontbreekt. Daarentegen schrijft hij wel vier fluiten voor – de fluit, een hemelsblauw instrument misschien? Ook de vorm is eenvoudiger, ‘maar’ vier delen, zoals bij de klassieke symfonie.
Het is echter op z’n beurt naïef om de Vierde een naïeve symfonie te noemen. Het blijft Mahler, een man die naar eenvoudig geluk kon verlangen als geen ander maar er eigenlijk niet meer in geloofde. Als kind had hij verscheidene broertjes en zusjes zien sterven. Dood, verdriet, angst: zijn trouwe speelkameraadjes. Achter de schijn van hemelblauw ontwaren we ‘figuren die zich als achter een sluier bewegen […], ongeveer zoals spoken in sprookjesboeken worden afgebeeld’ (Deryck Cooke). Mahlers ‘ononderscheiden hemelblauw’ ‘verduistert zich soms […] en wordt huiverig spookachtig.’ In het scherzo speelt plotseling Magere Hein op, de dood. Hij heeft een boerenfiedel bij zich: deze soloviool is een toon te hoog gestemd waardoor de snaren strakker zijn gespannen en de klank schril en mager is. Toch, het laatste woord van de symfonie is, in de finale, in zalig E majeur: ‘Die englischen Stimmen ermuntern die Sinnen, dass alles für Freuden erwacht.’
Stephen Westra
Phion ontstond in 2019 na een fusie tussen het Gelders Orkest uit Arnhem en het Orkest van het Oosten uit Enschede. Het orkest heeft twee vestigingsplaatsen: in Arnhem en in Enschede. Phion heeft als missie iedereen in aanraking te laten komen met symfonische muziek. Ze doen dit door verrassende concepten te bedenken die steeds aan een thema verbonden zijn. Phion stond de eerste twee jaar onder leiding van Otto Tausk. Sinds seizoen 2023-2024 is Alexei Ogrintchouk de nieuwe chef-dirigent.
Dirigent en hoboïst Alexei Ogrintchouk soleerde al op zijn dertiende in Rusland, Europa en Japan en is sinds 2005 solohoboïst bij het Concertgebouworkest. Hij werkte met de orkesten van het Mariinski Theater en het Bolshoi Theater, de BBC-orkesten en het Boedapest Festival Orkest. Als kamermusicus speelde hij met grootheden als Gidon Kremer, Leif Ove Andsnes, Radu Lupu en Thomas Quasthoff. Alexei Ogrintchouk doceert aan de Londense Royal Academy of Music en het Koninklijk Conservatorium in Den Haag en in 2011 volgde hij zijn voormalige docent Maurice Bourgue op aan de Haute École de Musique de Genève.
Camilla Tilling studeerde in 1998 af aan het Royal College of Music in London. Sindsdien zingt de Zweedse sopraan in ’s werelds vooraanstaande opera- en concertzalen en heeft zij een indrukwekkende discografie opgebouwd. Op het operatoneel vertolkte zij onder meer de Governess in Brittens The Turn of the Screw op het Glyndebourne Festival en l’Ange in Messiaens Saint François d’Assise bij De Nationale Opera. Recentelijk schitterde zij als solist tijdens Bernard Haitinks laatste optreden met het Radio Filharmonisch Orkest in Het Concertgebouw in een Richard Strauss-programma.
Prokofjev Symfonie nr. 1 'Klassieke'
Tsjaikovski 5
Tsjaikovski Symfonie nr. 4
Estonian Philharmonic Chamber Choir & Dirigent Kristiina Poska
Lees je de programmatoelichting in de zaal? Zet dan het schuifje Dark Mode aan. Scroll naar de onderkant van de pagina en zet het schuifje aan. Zo kun je de tekst beter lezen en geeft je scherm minder licht af.
De missie van TivoliVredenburg luidt: een leven lang muziek voor iedereen. Daarin zit duurzaamheid verankerd: we maken ons hard voor een toekomstbestendige, en dus duurzame bedrijfsvoering. Door de programmatoelichtingen digitaal te maken help je ons mee om bij te dragen aan een groenere planeet. Bekijk hier wat we nog meer doen op het gebied van duurzaamheid.