Programmatoelichting Kamermuziek door Simone Lamsma en Beatrice Rana

Lees hier de programmatoelichting voor het concert van Kamermuziek door Simone Lamsma en Beatrice Rana op vrijdag 21 februari. 


Uitvoerenden

Simone Lamsma viool
Beatrice Rana
piano

Programma

Claude Debussy (1862-1918)
Beau soir (1880/1891), bewerking voor viool en piano door Jascha Heifetz (1935)

Claude Debussy
Uit Préludes livre I: Minstrels (1910)

Eugène Ysaÿe (1858-1931)
Poème élégiaque, opus 12 (1903)

Igor Stravinsky (1882-1971)
Divertimento (1932), bewerking voor viool en piano van Baiser de la FŽe (1928) door Igor Stravinsky en Samuel Dushkin
– Sinfonia
– Danses suisses
– Scherzo (Au moulin)
– Pas de deux: Adagio/Variation/Coda

Pauze

Lili Boulanger (1893-1918)
Nocturne (1911)

César Franck (1822-1890)
Vioolsonate in A (1886)
– Allegretto ben moderato
– Allegro
– Recitativo-Fantasia, ben moderato
– Allegretto poco mosso

 


Franse Vioolpracht uit het Fin de Siècle

Violisten van nu kunnen zich wentelen in een weelde van Franse en Belgische kamermuziek. Veel daarvan ontstond rond 1900. In de decennia daarvoor wilde het Franse publiek enkel liedjes en opera horen; componisten konden hun instrumentale stukken aan de straatstenen niet kwijt. Hun zoete wraak klinkt op dit programma.

Levenslust en exotiek
Claude Debussy profileerde zich aanvankelijk vooral als liedcomponist, maar kreeg na de eeuwwisseling wereldfaam door zijn instrumentale werken. Vreemd genoeg schreef hij maar één substantieel werk voor viool en piano – een hier niet gespeelde sonate – maar zijn vroege  liederen lenen zich uitstekend voor vioolbewerking, zoals de legendarische violist Jascha Heifetz bewees met zijn arrangement van Beau soir. De liedtekst van Paul Bourget adviseert ons de schoonheid van een zonsondergang te zien en om van het leven te genieten, want ´zoals een rivier in zee stroomt, zo leidt ons leven naar het graf.´ In 1911 bezocht Debussy in Parijs een minstrelshow, een vorm van amusement die destijds erg populair was. Dat de geschminkte ‘blackfaces’ een karikatuur van hun zwarte landgenoten afleverende, drong waarschijnlijk niet tot hem door. Evenmin zal hij zich gerealiseerd hebben dat de karakteristieke muziek vooral op Ierse en Engelse folk leunde. Het was de exotiek op zich die hem aantrok, en daaraan gaf hij in Minstrels een eigen draai. Het stukje duurt amper twee minuten, maar daarbinnen lijken verschillende koddige personages de revue te passeren, plus effectieve imitaties van een banjo en een snaredrum. Het is oorspronkelijk geschreven voor solopiano; op verzoek van een bevriende Amerikaanse violist maakte Debussy deze duoversie, waarmee hij de muziek als het ware terug naar Amerika stuurde.

Sterfscène
Vooral in de negentiende eeuw waren er heel wat podiumvirtuozen die solostukken schreven voor eigen gebruik. Daar zijn veel vergeetbare composities bij, maar het kleine oeuvre van de Belgische vioolgigant Eugène Ysaÿe ontstijgt het klatergoud-niveau. Het omvat onder meer negen ´gedichten´ met een strijkinstrument in de hoofdrol en een volkomen vrije vorm. Hierin kon hij zijn expertise als violist kwijt en een scala aan emoties uitdrukken: ´Ze huilen en zingen, ze zijn schaduw en licht en een veranderlijk prisma´, zei hij zelf. Het grootste voordeel was dat hij zich niet aan de vaste vormschema´s van een vioolconcert hoefde te houden; het componeren van zulke poèmes vergeleek hij met schilderen zonder model. Met Poème élégiaque haalde hij zichzelf evenwel onderuit, want hier liet hij zich inspireren door Shakespeare´s Romeo en Julia-verhaal — of in elk geval door de sterfscène aan het slot. Om het duistere karakter van de muziek te benadrukken is de laagste snaar van de viool hier nog een toon lager gestemd. Met dit werk bereikte Ysaÿe zijn ideaal van een perfecte balans tussen expressie en virtuositeit.

Diefstal
Zijn carrière reikte van de Russische romantiek tot de piekjaren van The Beatles. Igor Stravinsky was zestig jaar actief, een periode waarin de muziek – en de wereld – sneller veranderde dan ooit tevoren. Zelf evolueerde hij mee: geen enkele andere componist veranderde zó vaak en zó overtuigend van stijl, mede door zijn vele verhuizingen. Maar een vast element bleef wat hij zelf zijn ´kleptomanie´ noemde: hij ´stal´ naar believen stijlkenmerken van oudere componisten en zette die naar zijn eigen hand. Zo gebruikte hij melodieën van Tsjaikovski in het ballet De kus van de fee; het Divertimento is een serie dansen daaruit, gearrangeerd voor viool en piano. Het onderliggende sprookje van Andersen (De Sneeuwkoningin) is hier nauwelijks nog van belang; wat telt is de wonderlijke manier waarop Stravinsky zijn eigen knisperdroge schrijfstijl combineert met Tsjaikovski´s smeuïge, hoogromantische melodielijnen. Het effect is dat van klassieke muziek met vreemde, moderne trekjes. De muziekhistoricus Lawrence Morton omschreef het fraai: ´Wat bij Tsjaikovski een vierkant is wordt bij Stravinsky een rechthoek, een ruit, een trapezium of een kegel. De oorspronkelijke vormen zijn uitgerekt of gekrompen, asymmetrisch en in nieuwe,
onverwachte combinaties gezet.´

In de knop gebroken
In 1918 overleed het natuurtalent Lili Boulanger op vierentwintigjarige leeftijd aan tuberculose. Het Franse muziekleven treurde diep over deze in de knop gebroken bloem; ze gold als een belofte die weer een stap verder zou gaan dan haar inspiratoren Gabriel Fauré en Debussy. Maar speculeren is zinloos; belangrijker is wat ze wèl klaarspeelde. Lili – zus van muziekpedagoge Nadia Boulanger, die een hele stroom muzikale grootheden opleidde – was de eerste vrouwelijke winnares van de Prix de Rome, werd door feministische groeperingen op het schild gehesen, componeerde een twintigtal verrassend moderne werken en toonde een voorkeur voor pacifistische en boeddhistische liedteksten. En zelfs in de korte Nocturne bewees ze haar originaliteit: dit is muziek van een geboren melodicus met een sterk gevoel voor bijzondere harmonische kleuringen. Opvallend is ook de doorleefde toon – zeker voor iemand van achttien.

Spelen in het donker
Het was muziek voor een bruiloft: César Franck schreef zijn unieke Vioolsonate voor het huwelijk van de jonge Eugène Ysaÿe, toen al een fameus violist. Maar het eerste en laatste deel hebben een onmiskenbare melancholie. Hier klinkt een levenswijze componist die eerder terugblikt dan vooruit; de jeugdige frisheid van Griegs sonate is ineens ver weg. Franck was inmiddels de zestig gepasseerd, maar nog steeds niet echt doorgebroken. Hij gold vooral als organist en als inspirator van jonge Franse componisten die wèl serieus genomen werden, waaronder Chausson, Duparc en Dukas. Zijn eigen composities werden veelal genegeerd of afgekraakt. De grote Johannes Brahms, gevraagd om een oordeel, weigerde zelfs Francks werk in te zien. Dat veranderde met de Vioolsonate, en een handvol andere levensherfstige composities. De laatbloeier Franck, een Belg van Duitse afkomst, kreeg alsnog waardering voor zijn eigenaardige componeerstijl: Duitse degelijkheid combineerde hij met Franse sensualiteit. Het stuk is exquise, zeer expressief en bij vlagen zelfs sensueel, maar ook vernuftig geconstrueerd. Tijdens dat trouwfeest bleek hoe hoog het spelniveau van negentiende eeuwse musici lag. Ysaÿe en zijn pianospelende schoonzus Marie-Léontine Bordes-Pène, wisten dit soms helsmoeilijke stuk na één haastige repetitie aan de gasten te presenteren. Nog mooier is de anekdote over de officiële première, op een wintermiddag in het Brusselse Museum voor Schone Kunsten. Na het eerste deel was de zaal al zó donker dat de musici geen noot meer konden lezen, maar kunstlicht was in het museum verboden – en het publiek weigerde te vertrekken. Ysaÿe en zijn pianist speelden de rest uit het hoofd, in de magie van bijna totale duisternis. Francks leerling Vincent d´Indy, ook ergens aanwezig, zei er later over:´Het was een wonder. Pure muziek regeerde over het duister van de nacht. Wie hierbij was zal het nooit vergeten.´ Ook zonder liefdespaar op de achtergrond klinkt deze muziek innemend en ´warm´, mede omdat Franck geen sterk contrasterende thema’s gebruikt. Piano en viool zetten meteen aan het begin een soort statement neer; vervolgens trekken ze daaruit elk hun eigen lijn, vredig parallel lopend aan elkaar, zonder elkaar te doorkruisen of elkaars materiaal te ontfutselen. Franck paste in deze Sonate een techniek toe die hij van Franz Liszt had overgenomen: hij liet het hele werk groeien uit materiaal dat in het eerste deel geïntroduceerd wordt. Soms hoor je dat duidelijk – met name in deel drie hoor je duidelijke verwijzingen naar het beginthema – maar vaker zijn die verwantschappen zó subtiel dat je ze niet zozeer hoort als wel voelt. Het klinkt als een stroom van steeds nieuwe ideeën die toch een logische samenhang hebben.

Tekst: Michiel Cleij


SIMONE LAMSMA

‘Keer op keer zijn haar interpretaties een toonbeeld van muzikale eerlijkheid en superieure smaak. Lamsma heeft een prachtige muzikale persoonlijkheid die zich manifesteert alsof er geen eeuwen liggen tussen het nu van de uitvoering en het toen van de compositiedatum van de muziek die ze speelt.’ (Roeland Hazendonk, Het Parool) De Nederlandse violiste Simone Lamsma wordt wereldwijd gerespecteerd door pers, collega’s en publiek als een van de meest opvallende en muzikale persoonlijkheden van de klassieke muziek. Met haar uitgebreide repertoire soleerde Simone Lamsma de afgelopen seizoenen met veel van ’s werelds belangrijkste orkesten als het New York Philharmonic, Los Angeles Philharmonic, Chicago Symphony Orchestra, London Symphony Orchestra, London Philharmonic Orchestra en het Koninklijk Concertgebouworkest. Ze werkte samen met vele eminente dirigenten, waaronder Jaap van Zweden, Antonio Pappano, Paavo Järvi, Gianandrea Noseda en Yannick Nézet-Séguin. Simone Lamsma is dit seizoen Artist in Residence bij het AVROTROS Vrijdagconcert. Eerder dit seizoen schitterde ze al in Piazolla’s De vier Jaargetijden van Buenos Aires, Korngolds Vioolconcert en de wereldpremière van Joey Roukens Vioolconcert ‘Out of the Deep’.

BEATRICE RANA

De Italiaanse pianiste Beatrice Rana studeerde piano en compositie aan de conservatoria van Monopoli, Hannover en Rome. Al tijdens haar studietijd won ze op 18 jarige leeftijd de eerste prijs én alle speciale juryprijzen op de Montreal International Music Competition. Twee jaar later won ze de Van Cliburn International Piano Competition. Het was de start van een bliksemsnelle opmars: Rana speelde sindsdien in de meeste belangrijke zalen ter wereld en ze soleerde met orkesten als London Philharmonic, New York Philharmonic en het Koninklijk Concertgebouw Orkest. Sinds 2017 heeft ze haar eigen kamermuziekzomerfestival in haar geboorteplaats Lecce, in 2020 werd ze artistiek leider van het Orchestra Filarmonica di Benevento. In 2017 kreeg zij een Edison voor haar opname van de Goldbergvariaties van Bach, waarna ze door Gramophone werd uitgeroepen tot Young Artist of the Year’ én als ‘Discovery of the year’ door Edison. Twee jaar later won ze de Van Cliburn International Piano Competition en in 2022 won ze de Opus Klassik-prijs voor haar album met de Etudes van Chopin, muziek waarover The New York Times schreef dat Rana ‘een nieuwe standaard zette’.




Dark Mode

Lees je de programmatoelichting in de zaal? Zet dan het schuifje Dark Mode aan. Scroll naar de onderkant van de pagina en zet het schuifje aan. Zo kun je de tekst beter lezen en geeft je scherm minder licht af.

Duurzaamheid

De missie van TivoliVredenburg luidt: een leven lang muziek voor iedereen. Daarin zit duurzaamheid verankerd: we maken ons hard voor een toekomstbestendige, en dus duurzame bedrijfsvoering. Door de programmatoelichtingen digitaal te maken help je ons mee om bij te dragen aan een groenere planeet. Bekijk hier wat we nog meer doen op het gebied van duurzaamheid.