Programmatoelichting Verklärte Nacht en De Vier Jaargetijden van Piazzolla | VR 22 NOV

Lees hier de programmatoelichting voor het AVROTROS Vrijdagconcert – Verklärte Nacht en De Vier Jaargetijden van Piazzolla op vrijdag 22 november.

Klik hier om deze programmatoelichting als PDF te lezen.

Uitvoerenden

Musici uit het Radio Filharmonisch Orkest
Simone Lamsma
 viool

Nick Woud (*1955)

  • Uit 4 Leaves: Leaves in Autumn (2020)

Arnold Schönberg (1874-1951)

  • Verklärte Nacht (1899)

Pauze

Astor Piazzolla (1921-1992)

  • Las Cuatro Estaciones Porteñas
    (De Vier Jaargetijden van Buenos Aires) (1965/1969), bewerking voor soloviool en strijkorkest door Leonid Desyatnikov (1998)
    Verano Porteño (Zomer)
    Otoño Porteño (Herfst)
    Invierno Porteño (Winter)
    Primavera Porteña (Lente)

Het licht en duister van de seizoenen

Het licht en duister van de seizoenen biedt eeuwen aan inspiratie. Tangokoning Astor Piazzolla legde de swingende seizoenendans vast in zijn aanstekelijke Cuatro Estaciones Porteñas, oftewel De Vier Jaargetijden van Buenos Aires. Het is een van Piazzolla’s populairste werken. Net als Piazzolla speelt Schönberg met snel wisselende emoties en atmosferen. In Schönbergs klassieker Verklärte Nacht stapelen de stormachtige stemmingswisselingen zich meesterlijk op. Ook Nick Woud liet zich door de seizoenen inspireren in zijn 4 Leaves. Elk seizoen heeft een eigen ‘blad’, toepasselijk voor het huidige jaargetijde staat Leaves in autumn op de lessenaars. 

Herfstkleuren
Nick Wouds muzikale carrière begon toen hij als 8-jarige jongen slagwerk ging spelen. Hij ontdekte onmiddellijk zijn passie voor het instrument dat later voor een groot deel zijn carrière zou bepalen: de pauken. Aan het Conservatorium van Amsterdam studeerde hij slagwerk bij Jan Labordus en Jan Pustjens, waarna hij op slechts 22-jarige leeftijd paukenist werd bij het Radio Filharmonisch Orkest. Daarnaast speelde hij onder meer in de andere radio orkesten. In 2002 volgde hij zijn leraar Jan Pustjens op als solopaukenist in het Concertgebouworkest én als hoofdvakdocent aan het Conservatorium van Amsterdam. Toen Woud in 1983 zijn eerste gecomponeerde noten publiceerde in zijn Musical Studies for Pedal Timpani, bleef hij nog dichtbij zijn eigen instrument, maar al snel componeerde hij niet alleen voor slagwerk, maar ook voor koperblazers. Nog weer later schreef hij zijn eerste orkestwerken. Inmiddels beslaat zijn oeuvre muziek voor (kamer)orkest, een vioolconcert en muziek voor diverse ensemblebezettingen. In 2020 ging in Besançon zijn Concerto Lirico voor solopauken en orkest in première, wat hem een eervolle vermelding opleverde op de Vienna Classical Academy Competition. Uit hetzelfde jaar stamt het vierdelige Leaves voor strijkkwintet (twee violen, altviool, cello en contrabas), waarvan de vier delen, die volgens de componist ook afzonderlijk kunnen worden uitgevoerd, gebaseerd zijn op de vier seizoenen. Het is virtuoze muziek met enkele krachtige ritmische passages en een bijna symfonische uitstraling.

Leaves in autumn is als een boswandeling op een mooie herfstdag: lyrisch, ietwat melancholiek en vol rijke kleurschakeringen.

Met zijn kalme ritmische gang begint Leaves in autumn als een boswandeling op een mooie herfstdag: lyrisch, ietwat melancholiek en vol rijke kleurschakeringen. Zelfs als de strijkers met hun plukkende pizzicati een lichte regenbui insinueren, houden de harmonieën de luisteraar warm.

Onverklaarbare klanken
Arnold Schönberg was een multitalent. Naast componist was hij als lid van de beroemde kunstenaarsgroep Der Blaue Reiter een verdienstelijk schilder. Ook was hij een uitvinder: hij bedacht onder meer een schaakspel voor vier personen en een methode om tenniswedstrijden te noteren en zo toekomstige uitslagen te kunnen voorspellen. Het beroemdst werd hij met zijn muzikale uitvinding: met de twaalftoonstechniek bedacht hij een totaal nieuwe ‘muzikale taal’.

Voordat Schönberg de grootste muziekvernieuwer van de afgelopen eeuw werd, was hij een componist met een laat-romantisch, post-wagneriaans signatuur. Met het strijksextet Verklärte Nacht oogstte hij vlak voor de eeuwwisseling zijn eerste succes én controverse – van beide zouden er nog vele volgen. Dat succes kwam doordat het simpelweg een heel goed stuk is, dat vol chromatiek al vooruitwijst naar zijn atonale werk, maar nog volledig binnen de laatromantische klankwereld blijft. De controverse ontstond mede door een paar ‘onverklaarbare samenklanken’ die niet met de tonale regels strookten. Het grote publiek — dat die regels toch niet tot in de puntjes kende — vond dat echter minder problematisch dan het gedicht dat aan het werk ten grondslag lag. Vanwege de bundel Weib und Welt waarin het gedicht Verklärte Nacht verscheen, werd de dichter Richard Dehmel namelijk veroordeeld voor obsceniteit en blasfemie.

Met de twaalftoons­techniek bedacht hij een totaal nieuwe ‘muzikale taal’.

Schönberg volgt het gedicht op de voet en duikt diep in emoties van een nog pril verliefd stel. In vijf stanza’s horen we eerst hoe het stelletje door een winters bos wandelt (Sehr langsam in Schönbergs partituur), waarna de vrouw opbiecht zwanger te zijn van een andere man (Breiter). De verteller schetst nog even de sfeer (Schwer betont), om vervolgens de man aan het woord te laten. Een hemelse melodie in de eerste celli doet daarbij een zekere heiligheid vermoeden. Dat klopt ook wel een beetje, want de man vergeeft de vrouw direct en belooft haar zijn liefde en trouw (Sehr breit und langsam). In de laatste regels vallen de twee elkaar in de armen. Een toonbeeld van liefde, zelfopoffering en vergevingsgezindheid, zou je zeggen. Maar wie beter leest, zoals vertaler Emile van Brakel, krijgt een ander beeld:

‘De interpretatie dat dit gedicht een groot vergeven bezingt, waarbij de man zich opoffert, beziet te weinig de flemende woordkeuze van de vrouw. Zij verleidt. Dit gedicht is kritiek op een kleinburgerlijke moraal, deze tekst is menselijk: hij bezingt vergeving én zinnelijkheid.’

Van het bordeel naar de concertzaal
Tango, dé muziek van Argentinië, is een klinkende afspiegeling van het Buenos Aires van de negentiende eeuw. Afrikaanse (voormalige) tot slaaf gemaakten, Italiaanse seizoensarbeiders, Spaanse gelukzoekers en Zuid-Amerikaanse cowboys brachten ieder hun eigen muziek mee. In kroegen en bordelen, op straathoeken, overal werd muziek gemaakt en gedanst. Gedronken en gevochten werd er ook, de vroege tangueros waren vaak ruige jongens. Maar muziek verbroedert en zo ontstond uit al die ‘culture clashes’ een nieuwe, vurige dansmuziek. De Argentijnen waren al snel verkocht en van smeltkroes vol importklanken werd de tango hun nationale trots. Overal ontstonden tango-orkesten, met een min of meer vaste bezetting van bandoneons, violen, piano, cello en contrabas.

Toen de achtjarige Astor Piazzolla van zijn vader in 1929 een bandoneon kreeg, braken de gouden jaren van de tango aan. Buenos Aires was volledig in de ban. Toch was tango niet de eerste muzikale liefde van de kleine Piazzolla. Tussen 1925 en 1936 woonde de familie Piazzolla in New York. Daar hoorde Astor zijn buurman Béla Wilda, een leerling van Sergei Rachmaninov, Bach spelen. Hij raakte ervan ondersteboven en wilde ook piano leren spelen. Wilda merkte dat de jongen extreem getalenteerd was en nam hem onder zijn hoede. Al snel was Astor Piazzolla een bekende naam in de Latijns-Amerikaanse gemeenschap van New York. Hij speelde alles, van klassiek tot jazz. Maar geen tango. Pas toen hij met zijn ouders terugverhuisde naar de Argentijnse kust, werd hij de wereld van de tango in gezogen. Als puber kwam hij in allerlei tango-orkesten terecht, waar hij bandoneon en piano speelde, muziek arrangeerde en componeerde. Nog als tiener schopte Piazzolla het tot in het orkest van Anibal Troilo, de absolute tango-top.

Maar Piazzolla wilde meer. Hij wilde zich muzikaal breder ontwikkelen en ging in de leer bij Alberto Ginastera, de grootste ‘klassieke’ componist van Argentinië. Hij raakte in de ban van de muziek van Stravinsky en Bartók en zocht als componist naar een eigen stijl. De wereld van de tango vond hij op dat moment eenkennig en bekrompen, voor experimenten was weinig ruimte. Dat bleek wel toen de uitvoering van zijn compositie Buenos Aires voor bandoneon en symfonieorkest op een vechtpartij uitliep, omdat een groep tangofanatici de vervuiling van hun muziek als een belediging opvatte. In de zoektocht naar een eigen muzikale stijl ging Piazzolla zich steeds meer richten op zijn Europese voorbeelden, en de bandoneon hing hij aan de wilgen. Waar hij in eerste instantie nog vanuit zijn tango-achtergrond componeerde, en stukken schreef met titels als Tanguango, dreef hij daar steeds verder van af. In 1954 vertrok hij naar Parijs, waar hij ging studeren bij Nadia Boulanger, de lerares van de grootste klassieke componisten van die tijd. De tango beschouwde hij als een jeugdzonde, waarvoor in de wereld van de serieuze westerse klassieke muziek geen plek was. Piazzolla werkte hard, maar grote successen bleven uit. Het leek erop dat het wonderkind dat opgroeide met het ene been in westerse wereld van jazz en klassiek en met het andere in de Zuid-Amerikaanse tango, ergens halverwege de continenten in middelmatigheid zou afzinken.

Zo haalde Astor Piazzolla de tango van de straat en uit het bordeel naar de keurige concertzaal.

Toen Piazzolla zich over zijn schroom heen zette en zijn tango Triunfal voor Boulanger speelde, zette zij hem terug op het goede pad: ‘Je klassieke composities zijn goed geschreven, maar hier is de ware Piazzolla. Verlaat hem nooit.’ Vanaf dat moment hoefde hij niet meer te kiezen tussen de tango of de meer intellectuele muziek, hij verenigde beide. En zo vond Piazzolla zijn eigen stijl in de Nuevo Tango. Muziek die niet gemaakt was om op te dansen, maar om naar te luisteren. Muziek met Europese theorie en Zuid-Amerikaans vuur. Dat viel in eerste instantie natuurlijk niet goed bij de tango-fanatici, maar toen de hele wereld de Nuevo Tango begon te omarmen, werd de nationale trots groter dan de scepcis. Piazzolla kreeg zijn zelfvertrouwen terug, wat niet alleen te horen was in zijn muziek, maar ook zichtbaar werd: hij bespeelde de bandoneon niet meer zittend, maar staand, met één been stoer op een stoel. Zo haalde Astor Piazzolla de tango van de straat en uit het bordeel naar de keurige concertzaal. Maar het vuur, dat doofde nooit.

In 1965 componeerde Piazzolla Verano Porteño (porteño betekent havenbewoner en is een koosnaampje voor de bewoners van Buenos Aires; verano betekent zomer) als toneelmuziek voor Alberto Rodríguez Muñoz’ Melenita de Oro. Pas vier jaar later kregen ook de andere seizoenen hun eigen muziek. Piazzolla bedoelde er geen cyclus van te maken, maar componeerde vier losse stukken, die hij overigens wel eens gezamenlijk uitvoerde. In 1998 maakte de in Oekraïne geboren componist Leonid Desyatnikov (*1955) van Piazzolla’s versie voor (alt)viool, piano, elektrische gitaar, contrabas en bandoneón een arrangement voor strijkorkest en soloviool. Desyatnikov sleutelde niet alleen aan de bezetting, maar ook aan de volgorde van de delen: waar Piazzolla met de herfst begon, opent Desyatnikov met de zomer. Maar zijn grootste ingrepen zijn wel de citaten die hij toevoegde uit die andere beroemde Vier Jaargetijden: die van Antonio Vivaldi. Voor de oplettende luisteraar: omdat het winter is in Italië tijdens de Argentijnse zomer, heeft Desyatnikov de verwijzingen naar Vivaldi omgekeerd. Net als bij Vivaldi, valt ook hier elk deel uiteen in drie secties, wederom een ingreep van Desyatnikov. En zo componeerde die veel meer dan een bewerking: hij bracht muziek bij elkaar die tweeëneenhalve eeuw en ruim elfduizend kilometer van elkaar vandaan ontstond, maar uitstekend bij elkaar blijkt te passen.

Alexander Klapwijk

Vertaling Verklärte Nacht

Richard Dehmel (1863-1920)
Verklärte Nacht (1896)
Vertaling: Emile van Brakel © 2023

Verklärte Nacht
Zwei Menschen gehn durch kahlen, kalten Hain;
der Mond läuft mit, sie schaun hinein.
Der Mond läuft über hohe Eichen,
kein Wölkchen trübt das Himmelslicht,
in das die schwarzen Zacken reichen.
Die Stimme eines Weibes spricht:

Ich trag ein Kind, und nit von dir,
ich geh in Sünde neben dir.
Ich hab mich schwer an mir vergangen;
ich glaubte nicht mehr an ein Glück
und hatte doch ein schwer Verlangen
nach Lebensfrucht, nach Mutterglück
und Pflicht – da hab ich mich erfrecht,
da ließ ich schaudernd mein Geschlecht
von einem fremden Mann umfangen
und hab mich noch dafür gesegnet.
Nun hat das Leben sich gerächt,
nun bin ich dir, o dir begegnet.

Sie geht mit ungelenkem Schritt,
sie schaut empor, der Mond läuft mit;
ihr dunkler Blick ertrinkt in Licht.
Die Stimme eines Mannes spricht:

Das Kind, das du empfangen hast,
sei deiner Seele keine Last,
o sieh, wie klar das Weltall schimmert!
Es ist ein Glanz um Alles her,
du treibst mit mir auf kaltem Meer,
doch eine eigne Wärme flimmert
von dir in mich, von mir in dich;
die wird das fremde Kind verklären,
du wirst es mir, von mir gebären,
du hast den Glanz in mich gebracht,
du hast mich selbst zum Kind gemacht.

Er faßt sie um die starken Hüften,
ihr Atem mischt sich in den Lüften,
zwei Menschen gehn durch hohe, helle Nacht.

Verlichte nacht
Twee mensen
aan door kaal, kil woud;
de maan loopt mee, hun blik beschouwt.
De maan loopt over hoge eiken
geen wolkje omfloerst ’t hemellicht,
waarin de zwarte kruinen reiken.
De stem klinkt van een vrouwsgezicht:

Ik draag een kind, en niet van jou,
in zond’ en schuld ga ik naast jou.
Ik heb mijzelf zo zwaar misdaan;
Ik geloofde niet meer in geluk
toch hield een zwaar verlangen aan
naar levensvrucht, naar moedergeluk
en plicht – toen heb ik mij verstout,
liet mijn schaamte huiverend boud
bevoelen door ’n man zonder naam
én prees zelfs mijn ijdel gemoed.
Nu heeft het leven zich gewroken,
nú heb ik jou, o jou ontmoet.

Zij loopt met onbeholpen tree,
zij kijkt omhoog, de maan loopt mee;
haar donk’re blik verdrinkt in licht.
De stem klinkt van een mansgezicht.

Wees het kind door jou gekregen
toch onbezwaard toegenegen,
o zie, hoe klaar het heelal schittert!
Het grote Al glanst om ons twee,
jij drijft met mij op koude zee,
maar een eigen warmte glinstert
van jou in mij, van mij in jou;
’t vreemde kind met licht verkoren,
wordt voor en van mij geboren,
jij hebt de glans in mij geraakt,
jij hebt mijzelf tot kind gemaakt.

Hij pakt haar bij de volle dij,
in de lucht mengt zich hun adem vrij,
twee mensen gaan door helverlichte nacht.


SIMONE LAMSMA

‘Keer op keer zijn haar interpretaties een toonbeeld van muzikale eerlijkheid en superieure smaak. Lamsma heeft een prachtige muzikale persoonlijkheid die zich manifesteert alsof er geen eeuwen liggen tussen het nu van de uitvoering en het toen van de compositiedatum van de muziek die ze speelt.’ (Roeland Hazendonk, Het Parool)

Nederlandse violiste Simone Lamsma wordt wereldwijd gerespecteerd door pers, collega’s en publiek als een van de meest opvallende en muzikale persoonlijkheden van de klassieke muziek. Met haar uitgebreide repertoire soleerde Simone de afgelopen seizoenen met veel van ’s werelds belangrijkste orkesten als het New York Philharmonic, Los Angeles Philharmonic, Chicago Symphony Orchestra, London Symphony Orchestra, London Philharmonic Orchestra en het Koninklijk Concertgebouw Orkest. Ze werkte samen met vele eminente dirigenten, waaronder Jaap van Zweden, Antonio Pappano, Paavo Järvi, Gianandrea Noseda en Yannick Nézet-Séguin.

Simone Lamsma is dit seizoen Artist in Residence bij het AVROTROS Vrijdagconcert. Later in het seizoen speelt ze Korngolds Vioolconcert, komt ze met een Frans georiënteerd recital én het gloednieuwe vioolconcert dat Joey Roukens in opdracht van deze serie speciaal voor Lamsma componeerde.

RADIO FILHARMONISCH ORKEST

Het Radio Filharmonisch Orkest is bij uitstek de ambassadeur voor nieuwe en onbekende muziek in Nederland en daarbuiten. Elke week laat het orkest publiek in de grote concertzalen van Nederland en talloze mensen thuis via radio en internet genieten van meesterwerken uit de klassieke muziek.

Concerttips



Dark Mode

Lees je de programmatoelichting in de zaal? Zet dan het schuifje Dark Mode aan. Scroll naar de onderkant van de pagina en zet het schuifje aan. Zo kun je de tekst beter lezen en geeft je scherm minder licht af.

Duurzaamheid

De missie van TivoliVredenburg luidt: een leven lang muziek voor iedereen. Daarin zit duurzaamheid verankerd: we maken ons hard voor een toekomstbestendige, en dus duurzame bedrijfsvoering. Door de programmatoelichtingen digitaal te maken help je ons mee om bij te dragen aan een groenere planeet. Bekijk hier wat we nog meer doen op het gebied van duurzaamheid.