Mathilde Wantenaars nieuwe Accordeonconcert, geschreven voor Muziekprijswinnaar Vincent van Amsterdam, is een doorkijkje in andermans leven. Hetzelfde kun je zeggen van Rachmaninovs Symfonische dansen: hierin blikt de oude Rus terug op zijn bewogen bestaan. En bij Moessorgski vang je een glimp op van een nachtelijk heksenritueel. Een programma met muziek voor oog en oor.
Heksensabbat
Lange tijd werd de muziek van Modest Moessorgski totaal verkeerd begrepen. Zijn vaak ruwe, ongepolijste stijl druiste in tegen de ‘goede smaak’ van het 19e-eeuwse Rusland. Een criticus schreef zelfs dat Moessorgski niet wist ‘waar hij een kruis of een mol moest schrijven’. Van zijn alcoholisme werd zijn imago ook niet beter. Het leidde ertoe dat anderen na zijn dood zijn (veelal onvoltooide) composities afmaakten en ‘verbeterden’. En dat was een artistieke misser. Moessorgski wist heel goed wat hij deed, zo bleek later uit de originele manuscripten. Met zijn ‘foute noten’ en opzettelijk schurende passages wilde hij de harde realiteit van het toenmalige Rusland weergeven, de waarheden die de welgestelde klasse niet wilde zien. En dus voerde hij in zijn opera’s schreeuwende en brabbelende volkstypes ten tonele, en zitten zijn orkestwerken vol dwarse passages. Het streven naar absolute schoonheid in de kunst noemde hij ‘infantiel’. Met die houding maakte hij niet altijd vrienden, maar werd hij wel een uniek componist.
Ook Nacht op de kale berg geeft een tafereel weer dat ver van Ruslands ‘hogere cultuur’ stond: het verbeeldt een heksensabbat tijdens een midzomernacht. Het is geen ‘pure’ Moessorgski, want hij liet van dit stuk enkel onvoltooide schetsen na. Zijn collega Nikolaj Rimski- Korsakov maakte er een uitvoerbaar stuk van en voegde heel wat noten toe. Dat kun je discutabel vinden, mede omdat Rimski-Korsakov juist zo’n typische mooimaker was waartegen Moessorgski zich verzette. Maar het leverde wel een onweerstaanbaar stuk op. Iedereen wil wel een primitief, satanisch ritueel meemaken als het met zulk kleurig fluweel is omhuld.
Nacht op de kale berg geeft een tafereel weer dat ver van Ruslands ‘hogere cultuur’ stond.
Wintervertelling
Al jaren verlangde Vincent van Amsterdam naar een speciaal voor hem geschreven accordeonconcert. Dat kwam er, en nu is daar voor hem de Nederlandse Muziekprijs bij gekomen. Het is dus ook feest voor Mathilde Wantenaar, die zich geen beter podium voor haar nieuwe compositie kan wensen. Het is een enorm rijk en gevarieerd stuk geworden – en, vertelt Wantenaar, dat kon ook niet anders. ‘De accordeon heeft veel verschillende karakters. Wanneer je Vincent Bach hoort spelen klinkt het instrument prachtig orgelachtig, maar als je er jazz op speelt hoor je een totaal andere kant. Om van tango nog maar te zwijgen. Daaraan wilde ik recht doen, én aan Vincents persoonlijkheid.’
Er zit ook jeugdsentiment in. ‘Mijn vader is jazzmusicus en speelde accordeon in het Malando Orkest. Hij komt uit een gezin waar alle kinderen accordeon moesten spelen. Wanneer ik als kind bij mijn opa was klonk zijn hele boerderij naar accordeon. Die jeugdherinnering speelt natuurlijk mee in het stuk. Het is sowieso verhalende muziek, een soort wintervertelling.’ Het concert begint met een inleiding waarin verteller Vincent de balg van de accordeon als een boek openvouwt: met een dramatische ‘zucht’ begint zijn verhaal, en daarin lijkt een heel leven de revue te passeren. In haar eerdere composities legde Wantenaar al vaker een sterk gevoel voor sfeertekening aan de dag en dat talent benut zij hier volop. De accordeon profileert zich aanvankelijk als een feestelijk instrument dat walsjes en boers aandoende dansjes speelt, zij het met een melancholieke ondertoon; Wantenaar associeert de sfeer zelf met ‘een oude zwartwitfilm zoals Fellini’s La strada, waarin zo´n eenzame straatmuzikant een lach en een traan weet te vatten in zijn spel’. De kalmere episode die daarop volgt is een fraaie balanceeract tussen solist en orkest. Een accordeon mengt op zich prachtig met zowel blazers als strijkers, maar aangezien het geluid niet ver draagt moet de componist de orkestpartij transparant houden. Hier heeft dat een toverachtig effect, ‘alsof je naar buiten gaat en even alleen onder de sterrenhemel staat’. Daarbij gaat de accordeon terloops een duet aan met een soloviool; het verwijst naar het duo dat Vincent van Amsterdam jarenlang met zijn zus vormde.
Het orkest lijkt zich geleidelijk tegen de accordeon te keren en er ontstaat een soort worsteling.
Na het romantische tussenspel komt het feest weer op gang, maar ditmaal neemt het een wrange wending. Wantenaar: ‘Je hoort tangoritmes, maar ze hebben een grimmige ondertoon. Het orkest lijkt zich geleidelijk tegen de accordeon te keren en er ontstaat een soort worsteling. De verteller, diep gefrustreerd, wordt in een hoek gedreven en blijft uiteindelijk als een gewond dier achter. Misschien werkt het komisch, maar het is eigenlijk heel triest. In de slotmaten citeert het orkest een gezang van Jan Pieterszoon Sweelinck: Mein junges Leben hat ein End, mein Freud und auch mein Leid. Dat vat het mooi samen.´ Gelukkig is die Muziekprijs een hele troost.
Een heel leven in één werk
Ook Sergei Rachmaninovs Symfonische dansen vatten een leven samen: hierin blikte de componist terug op zijn lange en bewogen loopbaan. Het zou zijn laatste compositie zijn; hij overleed drie jaar later, zeventig jaar oud. Maar van tanende krachten hoor je niets; het is één van zijn vitaalste stukken. Tegen zijn uitgever zei hij dan ook trots: ‘Ik denk dat dit mijn beste werk is.’ Rachmaninov had genoeg reden om een balans op te maken. Na zijn vlucht uit Rusland – de Revolutie van 1917 had hem van zijn geld en goederen beroofd – was Amerika zijn nieuwe thuisland geworden. Carrièrekansen waren er genoeg: als pianist kon hij amper voldoen aan de vraag naar concertoptredens, waarbij hij tevens een pioniersrol vervulde bij vroege platenmaatschappijen. Maar de volle concertagenda’s beletten hem te componeren. Na zijn verhuizing ontstonden slechts vijf substantiële werken – en daarin hoor je dat hij nooit afscheid nam van het oude Rusland dat hem gevormd had. In sommige ervan probeerde hij een wat modernere schrijfstijl uit; zo heeft het (geflopte) Vierde pianoconcert duidelijke jazz-trekjes. Maar ondertussen voelde hij zich in Amerika een ‘ronddolende geest in een totaal vreemde wereld’, zoals hijzelf zei.
In Amerika voelde hij zich een ‘ronddolende geest in een totaal vreemde wereld’.
In de Symfonische dansen is Rachmaninov misschien zelfs Russischer dan ooit. ‘Het stuk zou eigenlijk gewoon “Dansen” heten´, liet Rachmaninov weten, ‘maar dan dacht men misschien dat ik dansmuziek voor een jazzorkest had geschreven.’ Misschien omdat zijn eerdere jazzflirt niet goed uitpakte volgde hij hier enkel zijn innerlijke stem. En dus klinkt zelfs de altsaxofoonsolo in het eerste deel Slavisch-melancholiek.
Ook in het walsende tweede deel keert Rachmaninov naar zijn wortels terug: de weelderige melodielijnen met hun krachtige accenten verraden een componist die onder invloed van Tsjaikovski opgroeide. Maar de abrupte wendingen en de wonderlijke, soms schurende harmonieën kunnen alleen maar twintigste-eeuws zijn. Het meest autobiografisch is het flamboyante slotdeel. Hier hoor je een doorgewinterde, oer-nostalgische componist die met een aangrijpende slagkracht nog éénmaal zijn demonen uitbant. Buisklokken imiteren Russisch-Orthodox kerkgelui, waarna de beginnoten van het gregoriaanse Dies Irae (‘Dag des onheils’) klinken – oftewel het motief dat Rachmaninov al bijna een halve eeuw eerder tot zijn persoonlijke signatuur had gemaakt. In veel van zijn werken duikt het vluchtig op; hier is het de drijvende kracht achter het hele deel, zeer hoorbaar in de xylofoonpartij. Vlak voor het slot citeert Rachmaninov overigens ook een passage uit zijn eigen Russisch-Orthodoxe koorwerk De Nacht- wake. In de partituur noteerde hij onder de slotmaten: ‘Ik dank U, Heer.’
Michiel Cleij