Programmatoelichting Concertgebouw Kamerorkest en cellist Daniel Müller-Schott
Lees hier de programmatoelichting voor het AVROTROS Vrijdagconcert – Concertgebouw Kamerorkest en cellist Daniel Müller-Schott op vrijdag 1 november.
Lees hier de programmatoelichting voor het AVROTROS Vrijdagconcert – Concertgebouw Kamerorkest en cellist Daniel Müller-Schott op vrijdag 1 november.
Edvard Grieg (1843-1907)
Uit Holbergs tijd, Suite in oude stijl
opus 40 (1884/1885)
Ludwig van Beethoven (1770-1827)
Strijkkwartet nr. 11 in f opus 95 ‘Serioso’ (1810)
arr. Michael Waterman
PAUZE
Wojciech Kilar (1932-2013)
Orawa (1986)
Robert Schumann (1810-1856)
Celloconcert in a opus 129 (1850)
arr. Michael Waterman
Kan muziek beelden oproepen en verhalen vertellen? Als het aan Grieg, Beethoven, Kilar en Schumann ligt wel. Alle vier verwijzen in hun stukken naar iets dat buiten de muziek ligt. Grieg neemt je mee naar de tijd van de Noors-Deense toneelschrijver Ludvig Holberg. Beethovens Quartetto serioso draagt sporen van zorgelijke omstandigheden. Kilar brengt met het symfonische gedicht Orawa een ode aan het Pools-Slowaakse Tatragebergte. Schumann tot slot schildert in zijn Celloconcert een intiem portret van zijn echtgenote Clara Schumann-Wieck.
Neoclassicisme avant la lettre
Het memoreren van geboorte- en herdenkingsjaren van beroemde kunstenaars is niet alleen iets van de eenentwintigste eeuw. Ook in de negentiende eeuw was het al een beproefd gebruik. Edvard Grieg zou in 1884 waarschijnlijk nooit aan zijn suite Uit Holbergs tijd zijn begonnen, als Ludvig Holberg (1684-1754) niet precies tweehonderd jaar eerder was geboren. Holbergs geboortestad Bergen stond er uitgebreid bij stil. In december van dat jaar werd een nog altijd te bekijken standbeeld van de schrijver onthuld. Griegs in opdracht van de stad gecomponeerde Holberg-kantate luisterde de ceremonie op. De componist echter, hechtte weinig waarde aan het gelegenheidswerk, dat al snel in de vergetelheid raakte. Dat gold niet voor een andere aan Holberg gewijde compositie: Uit Holbergs tijd, een oorspronkelijk voor piano gecomponeerde ‘Suite in oude stijl’, zoals de officiële ondertitel luidt. Grieg speelde het stuk regelmatig tijdens zijn pianorecitals. Een jaar later maakte hij er een versie van voor strijkorkest, die vandaag de dag het vaakst te horen is. Met dit stuk schilderde Grieg niet zozeer een portret van de schrijver. Eerder wilde hij met zijn suite een soort tijdsbeeld oproepen. Verrassend en nieuw was dat Grieg daartoe barokke dansvormen zoals de gavotte, de sarabande en de rigaudon als uitgangspunt nam. Met terugwerkende kracht zou je het stuk een van de eerste voorbeelden van het latere neoclassicisme kunnen noemen. Een soort Stravinsky avant la lettre, al overgoot Grieg zijn muziek met een onmiskenbaar Noors sausje. Vooral in de laatste delen grijpt hij terug op elementen uit de muzikale folklore. In de musette bijvoorbeeld – de middensectie van de Gavotte – zijn doedelzakimitaties te horen. De soloviool en solo-altviool roepen in de afsluitende Rigaudon vervolgens de klank op van de typisch Noorse Hardangerviool. Hoewel de muziek als concept nieuw was, klonk ze voor Griegs tijdgenoten toch vertrouwd en eigentijds.
Met terugwerkende kracht zou je het stuk een van de eerste voorbeelden van het latere neoclassicisme kunnen noemen.
Muziek uit zorgelijke tijden
Die vlieger ging allesbehalve op voor Ludwig van Beethovens Elfde strijkkwartet, opus 95, door de componist gedoopt tot ‘Quartetto serioso’. Sterker nog, Beethoven ontraadde zelfs de uitvoering ervan: ‘Het kwartet is geschreven voor een kleine groep kenners en mag daarom nooit publiek worden uitgevoerd.’ Wat was er zo ‘serieus’ aan dit kwartet dat het niet in het openbaar gehoord mocht worden? Een mogelijke aanwijzing bieden de uitzonderlijke omstandigheden waaronder Beethoven de muziek componeerde. De jaren 1809 en 1810 werden getekend door een reeks persoonlijke tegenvallers. Zo moest Beethoven met lede ogen toezien hoe zijn vermeende geliefde, Therese Malfatti, uiteindelijk met een ander in het huwelijksbootje stapte. Tevens waren er vanwege zijn aan tuberculose lijdende broer Kasper Karl zorgen in de familie. Dit alles speelde tegen de achtergrond van de tweede invasie van Napoleon in Wenen. Beethoven, die regelmatig in kelders moest schuilen, klaagde jammerlijk over de luide bombardementen. Vanwege de oorlogshandelingen waren de meeste van zijn aristocratische vrienden en kennissen de stad ontvlucht, waarmee het sociaal-culturele leven in Wenen grotendeels stil kwam te liggen. Mogelijkheden om openbare concerten te organiseren waren er nauwelijks. Anders dan voor publiek componeerde Beethoven nu vooral voor zichzelf.
Zeker zijn late strijkkwartetten werden toentertijd door slechts een kleine kring toegewijde toehoorders gewaardeerd.
De serieuze ondertoon van het Elfde strijkkwartet dankt het stuk vooral aan het derde deel. Het anders zo luchtige scherzo verving Beethoven door muziek met een gejaagd en ernstig karakter. ‘Allegro assai vivace ma serioso’ schreef de componist boven het derde deel, dat daarmee als naamgever voor het complete strijkkwartet diende. Maar er is nog een factor die bijdraagt aan de ernst van de compositie: de compositietechniek. Gaf Beethoven in eerdere strijkkwartetten de overgangspassages tussen zijn verschillende muzikale ideeën veel gewicht, hier maken ze plaats voor grillige en abrupte overgangen. Elementaire muzikale gedachten volgen elkaar in rap tempo op. Beethoven brengt zijn muziek zogezegd terug tot de kale essentie. Het zijn karakteristieken die in zijn vijf laatste strijkkwartetten in extremo zullen terugkeren. Vanuit dat oogpunt zou je Beethoven een avant-garde componist kunnen noemen. Zeker zijn late strijkkwartetten werden toentertijd door slechts een kleine kring toegewijde toehoorders gewaardeerd.
Sfeerimpressie van het Poolse Tatragebergte
Ook de Pools-Oekraïense componist Wojciech Kilar was in de jaren zestig van de twintigste eeuw zo’n vooruitstrevende componist. Samen met Witold Lutosławski, Henryk Górecki en Krzysztof Penderecki behoorde Kilar tot de beruchte Poolse School. Tijdens het nog altijd bestaande festival voor nieuwe muziek Warschauer Herfst maakten ze furore met uiterst ingewikkelde partituren. Toch begonnen de beklemmende compositieregels van het rigide modernisme voor Kilar al snel te knellen. Mede door het componeren van filmmuziek (later werd hij wereldberoemd met soundtracks bij films als Dracula en The Pianist) onderging zijn muziek een geleidelijke stijlverandering. Het symfonisch gedicht Krzesany (1974) vormde het uiteindelijke keerpunt. Geen doorwrochte compositietechnieken meer, maar minimal music en Poolse volksmuziek waren de belangrijkste bouwstenen van deze muziek.
Orawa vormde het sluitstuk van een reeks orkestwerken gewijd aan het Zuid-Poolse Tatragebergte dat met Krzesany was begonnen. Orawa is een soort evocatie van de oogstfeesten die in de gelijknamige regio plaatsvinden. Wanneer het weideseizoen voorbij is en het overgebleven gras gemaaid, wordt met muziek en dans het einde van het werkseizoen gevierd. Met eenvoudige harmonieën en repeterende ritmische patronen roept Kilar een feestelijke sfeer op die gaandeweg het stuk steeds uitbundiger wordt. De compositie eindigt zelfs met een uitzinnige uitroep van de musici. Kilar beschouwde Orawa als een van zijn meest geslaagde composities. Zelf merkte hij erover op: ‘[Het is] het enige stuk waarin ik geen enkele noot zou veranderen, ook al heb ik er vaak naar gekeken. Wat ik ermee bereikt heb, is waar ik altijd naar streef – de best mogelijke Kilar te zijn.’
Samen met Lutosławski, Górecki en Penderecki behoorde Kilar tot de beruchte Poolse School.
Intiem portret van Clara Schumann
In het voorjaar van 1850 verhuisde de toen veertigjarige Robert Schumann samen met zijn gezin van Dresden naar Düsseldorf. Voor Schumann was dat vanwege een zogenoemde carrièremove. Leidde Schumann in Dresden als koordirigent een soort zzp-bestaan, in Düsseldorf ging hij als orkestdirigent aan de slag. In dienst van de stad, was hij voor het eerst in zijn leven verzekerd van een vast inkomen. Schumann ging dan ook voortvarend te werk. Op de dag van zijn debuut als orkestdirigent voltooide hij zijn Celloconcert. Schumann presenteerde zich ermee als autonoom kunstenaar. Opmerkelijk aan het stuk is dat Schumann eraan was begonnen zonder een specifieke cellist op het oog te hebben. Belangrijker voor hem was het gegeven dat er sinds Haydn geen enkel representatief soloconcert voor de cello was gecomponeerd. Met zijn Celloconcert wilde Schumann graag in deze leemte voorzien.
Het leeuwendeel van het stuk stond binnen één week op papier. Zoals zo vaak was Schumanns echtgenote en muze Clara een van de eersten die de nieuwe compositie te zien kreeg. Wat Clara op dat moment wellicht nog niet wist, was dat Schumann met dit Celloconcert een muzikaal portret van haar schilderde. Zoals veel andere componisten in die tijd maakte Schumann gebruik van de zogenoemde cryptografie: het muzikaal versleutelen van verborgen boodschappen. Initialen, anagrammen en zelfs hele namen kun je muzikaal coderen. Schumann verweefde de naam van zijn Clara in veel van zijn stukken. Hij zei daar zelf over: “Het enige wat ik wil is ‘Clara’ overal in grote letters en akkoorden schilderen.” Volgens veel deskundigen doet Schumann dat aan het begin van zijn Celloconcert. De prachtige openingsmelodie en de begeleiding in de houtblazers zouden direct op Clara’s naam zijn terug te voeren. Bovendien speelt deze openingsmelodie een structurele rol in het concert, want op belangrijke momenten duikt die melodie in allerlei gedaanten op. Aan het begin van het concert klinkt het Clara-motief melancholiek en sereen. Maar aan het einde van het tweede deel keert het motief terug, nu hartstochtelijk en vol verlangen.
Een andere bijzonderheid aan Schumanns Celloconcert is de manier waarop hij met het orkest omgaat. Vanwege de zachte en lage klank van de cello hield Schumann de orkestpartij licht en transparant. In het tweede deel is naast de solist een rol weggelegd voor de solocellist van het orkest. Samen spelen ze een prachtig duet. Het opmerkelijkste aandeel van het orkest klinkt in de solocadens helemaal aan het eind van het concert. Terwijl de cello de spanning verder opvoert, voegen steeds meer instrumenten zich bij die cadens, totdat de cello helemaal in het geheel is opgenomen. Solist en orkest besluiten het concert samen met een jubelend slotakkoord.
Jan-Willem van Ree
Concertgebouw Kamerorkest
Het Koninklijk Concertgebouworkest behoort tot de absolute wereldtop van de symfonieorkesten. Het is gespecialiseerd in het grote symfonische repertoire. Als een 120-koppig gezelschap met blazers, strijkers en slagwerk wat meer is dan een componist voor ogen had, dan is daar het Concertgebouw Kamerorkest. Het ensemble bestaat uit ruim 20 strijkers van het Koninklijk Concertgebouworkest, waar nodig aangevuld met enkele blazers uit het orkest.
Michael Waterman concertmeester
Violist Michael Waterman is sinds 2010 eerste violist bij het Concertgebouworkest, hij is de vijfde in een onafgebroken reeks Waterman-violisten in het Concertgebouworkest. Hij begon met vioollessen bij zijn vader Robert Waterman, waarna hij aan het Conservatorium van Amsterdam studeerde, eerst bij Lex Korff de Gidts en vervolgens bij Alexander Kerr, destijds concertmeester van het Concertgebouworkest. In 2012 werd Michael Waterman benoemd tot zakelijk en artistiek leider van het Concertgebouw Kamerorkest.
Daniel Müller-Schott cello
De Duitse cellist Daniel Müller-Schott studeerde bij Heinrich Schiff en Steven Isserlis, waarna violiste Anne-Sophie Mutter hem met haar stichting voor uitzonderlijk begaafde jonge musici onder haar vleugels nam. Daardoor kon Müller-Schott een jaar lang studeren bij de legendarische cellist Mstislav Rostropovitsj. Toen Daniel Müller-Schott op vijftienjarige leeftijd het Tsjaikovski Concours in Moskou won, was dat het begin van zijn glansrijke carrière. Hij soleerde bij de meeste belangrijke orkesten van de wereld, waaronder de New York Philharmonic, de Berliner Philharmoniker en het London Symphony Orchestra en werkte met dirigenten als Vladimir Ashkenazy, Charles Dutoit, Christoph Eschenbach, Kurt Masur en André Previn. Daniel Müller-Schott speelt op de ‘Ex-Shapiro’ cello die in 1727 door Matteo Goffriller in Venetië is gebouwd.
AVROTROS Vrijdagconcert
AVROTROS Vrijdagconcert
AVROTROS Vrijdagconcert
AVROTROS Vrijdagconcert
AVROTROS Vrijdagconcert
AVROTROS Vrijdagconcert
De missie van TivoliVredenburg luidt: een leven lang muziek voor iedereen. Daarin zit duurzaamheid verankerd: we maken ons hard voor een toekomstbestendige, en dus duurzame bedrijfsvoering. Door de programmatoelichtingen digitaal te maken help je ons mee om bij te dragen aan een groenere planeet. Bekijk hier wat we nog meer doen op het gebied van duurzaamheid.